Huidhonger bij volwassenen – en waarom ik denk dat het bij neurodiverse mensen vaker voorkomt

“Ik dacht altijd dat mensen met autisme juist níet van aanraking hielden. Nu klikt het pas dat het bij mij misschien precies andersom is.”

Die ene zin uit een gesprek bleef hangen. Omdat het iets blootlegt wat ik zelf ook voel, maar waar zelden over gepraat wordt. Huidhonger.

We kennen het woord meestal alleen in de context van baby’s – dat aanraking cruciaal is voor hun ontwikkeling. Maar wat er bijna nooit gezegd wordt: volwassenen kunnen net zo goed verhongeren. Naar nabijheid. Naar iemand die je vasthoudt, gewoon omdat je het nodig hebt.

En toch is dat een taboe. Bij volwassenen krijgt het labeltjes als “afhankelijk” of “aanstellerig”. Of het wordt meteen in een seksuele hoek geduwd. Terwijl huidhonger in essentie gaat over iets fundamenteel menselijks: het voelen dat je lijf ertoe doet, dat je niet alleen in je hoofd leeft.


Wat huidhonger doet

Ik heb periodes gekend waarin ik het bijna fysiek voelde trekken. Alsof mijn huid zélf schreeuwde om contact. Niet om seks, niet om aandacht, maar gewoon om die bevestiging dat ik er mag zijn, tastbaar en dichtbij. Het doet pijn om dat te missen. Het kan eenzaamheid versterken, je stemming verlagen, je het gevoel geven dat je in een soort vacuüm leeft.

Soms dacht ik zelfs: misschien is er iets mis met mij dat ik dit zó nodig heb. Maar er is niets mis. Het is eerder mis dat we zo weinig praten over de basisbehoefte van aanraking.


Waarom juist bij neurodiverse volwassenen?

Ik ben ervan overtuigd dat huidhonger bij neurodiverse mensen vaker voorkomt. Niet omdat onze lichamen anders zijn, maar omdat de omstandigheden waarin we opgroeien ons van jongs af aan weghouden bij die behoefte.

  • Het stereotype: Autisme zou betekenen dat je aanraking niet fijn vindt. Dat is wat ik ook altijd hoorde. En dus geloofde ik dat mijn verlangen naar nabijheid niet “klopte”. Je kunt een behoefte heel lang wegdrukken als je leert dat die niet bij je hoort.
  • Maskeren: Je leert jezelf afstemmen op wat anderen willen. Als je omgeving niet aanvoelt dat jij behoefte hebt aan fysiek contact, slik je dat in. Je raakt jezelf kwijt in aanpassing.
  • Sensorische dubbelheid: Ja, aanraking kan overweldigend zijn – te hard, te plots, te veel. Maar afgestemde, zachte aanraking kan juist regulerend zijn. Het kalmeert, het brengt je zenuwstelsel tot rust. Het probleem is niet de aanraking an sich, maar de manier waarop.
  • Late relaties: Veel neurodiverse mensen ontdekken pas in hun volwassen leven hoe het is om een veilige, emotioneel aanwezige relatie te hebben. Pas dan durf je die honger naar aanraking toe te laten. Soms pas op je 22e. Soms pas op je 40e.
  • Emotionele verwaarlozing: Als kind leerde ik niet wat nabijheid was. Patronen van afstand groeiden in mijn lijf. Pas veel later, toen ik begon te breken met die patronen, voelde ik hoe groot de leegte eigenlijk was.

Veiligheid maakt het verschil

Sterker nog: ik heb altijd gevoeld dat ik een knuffeltype was. Dat deel van mij zat er vanaf het begin. Alleen… het kwam er nooit uit. Ik deed het niet. Ik hield mezelf tegen, of de omstandigheden hielden me tegen. Maar diep vanbinnen wist ik: dit hoort bij mij.

Pas toen ik iemand ontmoette die wél emotioneel aanwezig was – iemand bij wie ik me veilig voelde – brak er iets open. Met hem is aanraking verweven geraakt met mijn dagelijks bestaan. Ik hang tegen hem aan, duw mijn neus in zijn nek, pluk aan zijn trui. Het voelt vanzelfsprekend, terwijl het jarenlang iets was dat ik mezelf niet toestond.

En doordat ik dat deel van mezelf eindelijk kon omarmen, werd het ook makkelijker om die behoefte buiten mijn relatie toe te laten. Om een knuffel te vragen aan vrienden. Om niet meer te denken: “Mag dit wel?”, maar gewoon te voelen: “Dit bén ik.”


Het rauwe besef

Het moeilijkste vond ik dat ik er pas zo laat achter kwam. Dat ik jarenlang dacht dat ik er niet “het type” voor was. En toen ik het eindelijk wél voelde, was daar ook verdriet: al die jaren waarin ik het mezelf had ontzegd.

Huidhonger kan je letterlijk doen voelen alsof je opbrandt van binnen. En toch blijft het vaak onzichtbaar. Je vertelt het niet snel. Want hoe zeg je: “Ik wil gewoon vastgehouden worden” zonder dat iemand er een seksueel of zielig label op plakt?


Het doorbreken van stilte

Voor mij gaat dit niet over een oplossing, maar over erkenning. Over durven zeggen dat huidhonger ook bij volwassenen bestaat. Dat het geen zwakte is om dat te voelen. Dat het niet raar is als je het pas veel later ontdekt.

En misschien vooral: dat het voor neurodiverse mensen extra ingewikkeld kan zijn. Omdat we te vaak zijn opgevoed met de boodschap dat onze lichamen anders zouden werken, dat we afstandelijk zouden zijn. Terwijl de waarheid veel rauwer is: we willen net zo goed nabijheid. Soms zelfs meer, omdat we het zo lang moesten missen.


En jij?

Misschien herken je het. Misschien niet. Misschien schaam je je er nog voor, of durf je het nog niet uit te spreken. Maar ik weet zeker dat we hier vaker woorden aan mogen geven.

Dus ik vraag je: wanneer voelde jij voor het laatst die honger naar aanraking, en durfde je die ook toe te laten?

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven